’s Avonds 22.15 uur. Ik maak een avondwandeling door de stad. Het is donker, winderig en uitgestorven op het Damrak. Hoe lang is het geleden dat het zo stil was op straat? Sommige mensen denken terug aan de oorlogstijd, maar toen waren de straten niet zo felverlicht en plukte ambulancepersoneel geen daklozen van de straat om ze een warme plek te bieden nu de temperaturen ‘s nachts opeens weer rond het vriespunt liggen. Nee, het heeft iets onheilspellends, maar de enkeling die je tegenkomt groet vriendelijk. De ‘ecoschilder’ die ik echt nog nooit gezien heb terwijl ik hier toch alweer een tijdje woon is bezig om straatboodschappen aan te brengen op het wegdek. Ik toon interesse en hij vindt het leuk om over zijn werk te vertellen: Hij zet boodschappen op de straat voor de mensen: om ze iets op het hart te drukken, of om een glimlach op het gezicht te toveren. Boeiend beroep, nog nooit eerder van gehoord.

En dan gebeurt er iets geks. Er lopen twee eenden dwars over de trambaan. De voorste, stapt op de rijstrook voor de auto’s. Er komt een taxi aan en die stopt. Moeder eend waggelt richting de Beurs van Berlage. De taxi wacht… tien seconden… twintig seconden… en daar volgt vader eend. De taxichauffeur wacht geduldig. Als de eenden overgestoken zijn trekt de taxi op. We lachen naar elkaar. Ik steek mijn hand op, hij groet terug.

Het is een vreemde tijd, waarin we elke dag gespannen naar de getallen kijken: zijn er minder zieken en minder doden? We hopen het, maar moeten elke dag weer wat meer accepteren dat er maar weinig over te zeggen valt. We hopen tegen beter weten in, maar hoop is wat we hebben. En vertrouwen. Waar we eerder zo verdeeld leken, blijkt het vertrouwen hoog. In onze overheid, in onze artsen en verpleegkundigen, in elkaar. En daar mag het vertrouwen in onszelf aan toegevoegd worden. Omdat we elkaar weer groeten op straat terwijl we elkaar helemaal niet eens kennen. Toch voelen we verbondenheid. Op onszelf omdat we toch een stuk minder cynisch en een stuk veerkrachtiger lijken te zijn als samenleving. En ook omdat we opeens stoppen voor eenden op het Damrak.

Jan Berkvens, Amsterdam